Maandag 12 november 2012


Op mijn verzoek: hand Laura

Feilloos loodste zij ons Amman binnen op moderne technologie. Een klein hotelletje in het hartje van deze miljoenenstad was de target en daar reden wij naartoe. Tommy, u weet wel, hield geen rekening met eenrichtingsverkeer en zo verkenden wij het grote centrum meerdere malen, wat al gauw het gevoel gaf dat je de stad in kaart hebt.
Laura had Facebookcontact gehad met de Ammaanse Youssef die met een van haar vrienden, Jip, in Amerika had gestudeerd. En voor het eerst besefte ik wat dit medium betekent.
Youssef liet ons 's avonds met onverholen trots de uitbreiding van zijn stad zien: er was geprofiteerd van de Golfoorlogen en men was rijk geworden. Koning Hoessein had de contacten gelegd ín de Wereld, zijn zoon en opvolger Abdullah II was ván de wereld en voor vooruitgang.
We hadden afgesproken bij de 1st Circle - een begrip dat wij nog niet kenden en even fataal had kunnen worden - en daar stond hij, Youssef, bij een glimmend nieuwe auto, en hij was een gastheer zoals wij die hier niet meer kennen . . .
Tot en met de 8th Circle - een rotonde zonder stoplichten, een initiatief van koning Abdullah II, stadsuitbreiding naar het westen - heeft hij de architectuur van Amman op ons laten inwerken. Op mijn verzoek, en daaraan voldeed hij enthousiast, ook naar dat deel van de stad waar de Koning dan woonde, in het oosten. We kwamen in zijn buurt, en konden ons vergapen aan de villawijk van ambassadeurs, rijke zakenmensen en publieke persoonlijkheden, 3% van de hele bevolking van 6 miljoen mensen.

Hij zette ons om middernacht weer af bij de 1st Circle, omdat hij het oude centrum van nota bene zijn éigen stad niet zo goed kende! 'Loop de Rainbowstreet maar uit en dan ben je in de buurt.' En ook wij hadden even moeite met onze oriëntatie: als de rolluiken dicht zijn en de kleuren zijn verdwenen kan het overal zijn en dus ook nergens. Er was niemand meer op straat, dan wordt het gissen en van mening verschillen, maar een kiosk bood uitkomst. 'Nog tien minuten lopen en daar moet het vlakbij zijn.' En zo was het. In 'onze eigen buurt' raakten we om 01.00 uur nog in gesprek met drie jongeren uit Aleppo; ze waren behoorlijk pro-Assad wat mij schokte en discussie uitlokte; intelligente mensen zondermeer.


Woestijnkasteel Al-Kharana

Ik had als nummer drie op mijn verlanglijstje: de Woestijnkastelen. Ten oosten van Amman een aantal bouwwerken zien dat op de handelsroute van Oost naar West bijna tweeduizend jaar van cruciaal belang is geweest. Imponerend oprijzend uit het niets. Qasr Al-Azraq dat wij als laatste bezochten, was ooit de uitvalsbasis van T.E. Lawrence. O, lees de geschiedenis erop na, of zie de film Lawrence of Arabia (1962) met Peter O'Toole en Omar Sharif in de hoofdrollen en dan hunkert je hart naar daar . . . !
Die avond nam Youssef Laura het nachtleven mee in, om haar te laten ervaren dat het de jongeren daar aan niets ontbreekt. Zij en ik deelden samen een kamer op deze reis; heerlijk was het om haar belevenissen kersvers te mogen horen, midden in de nacht, als ze thuiskwam en opgetogen vertelde . . .

Natuurlijk zagen we de citadel, die uittorent boven de stad, het Nationale Museum met vruchtbaarheidsbeelden van 6000 jaar oud, het museum voor Moderne Kunst en de kapper.
Nog een paar foto's en dan houd ik ermee op. Op de heen en terugweg naar Amman deden wij de Dode Zee aan, badderden modder en beklommen een waterval in Wadi Mujib; ik verkoos van mijn uitzicht te genieten op het alles en niets.


Else bij de tempel van Heracles


Amman - de kapper . . . de verzorger van de ziel . . .


. . . nobody around bij ons chalet aan de Dode Zee. . .

Terug in Aqaba vonden wij een goedkoop hotelletje aan het Noordstrand. Hippies, homo's, hiphop, Happiness all over en Laura ontmoette op de laatste avond - ik lag al in bed - een nobele bedoeïnenjongen die haar uitnodigde om zijn moeder het flinterdunne pannenkoekenbrood te zien bakken dat de regio had voortgebracht, en dat sla je niet af.


Moeder Myriam en haar oudste zoon Anas


. . . dit is een feest . . .

Die vroege ochtend was ik om 07.30 uur op het strand om te zien hoe dat ontwaakte. Ik dronk koffie, ik dronk thee, huurde een stoeltje voor een uur en sloeg gade en mijn slag. Twee hele mooie moeders van vijf kinderen keken mij stralend aan en liepen voorbij. Ik zag ze onderhandelen met de glassboatman en dacht: 'Dit is mijn kans.' Ik betaalde bliksemsnel mijn schade en snelde naar de boot. Een zeer korte tocht liet ons wat vissen en koraal zien, maar vooral toch een gezonken tanker . . . "Israël". . . en iets wat leek op een onderzeeër . . .
Toen de dames weer uitstapten en voor z'n zevenen JD 5,-- moesten betalen en ik in mijn Westerse eentje óók, keek ik hem vragend aan, en hij begreep me. We gingen nog een tochtje maken over de golf van Aqaba en hij toonde me het resort van zijn koning en maakte deze foto.


Wat zie ik er ontzettend relaxed en gelukkig uit. Nog een paar uur en we moeten inschepen voor de vlucht naar Amsterdam. Daar gebeurde nog het volgende.
Op de kleine luchthaven met beste rokersruimte ooit (rookvrij door airconditioning; ja het kan!!!) was een bookshop annex souvenirwinkel. Mijn zusje Else en nichtje Laura hadden hun weg daar naar toe natuurlijk gevonden en waren met de man van de winkel in gesprek geraakt. Laura studeert aan de Universiteit van Utrecht Cultuur en Religie, volgend semester onder andere Koran en Koran exegese, en toen de beide dames zich bij de rokers voegden, in casu Gerard en ik zelve, kwam de man hen achterop met een stapeltje boeken over dit onderwerp van wetenschappers van dit moment. Precies wat zij nodig had. En toen Else me even later overtuigde dat ik die winkel móest zien, kreeg de voorzienigheid haar zin.
Hasan Salem Radwan bleek de eigenaar van een uitgeverij die de kunst- en kookboeken produceert in dit land. Trots liet hij al zijn uitgaven zien en, wijzend op een Jordaans kookboek dat in alle moderne talen was vertaald behalve de onze, riep hij, prettig handtastelijk, uit: 'Laura, can't you translate this for me into Dutch?' Zij aarzelde, maar ik geen twee seconden. Ik zei: 'Laura is very buzzy with here study, but I can . . . En zo sloten wij een deal, op de valreep, die mij morgen aan het werk roept . . . Ik heb er zin in. En als u tijd hebt, luister hier even naar!

www.youtube.com/watch?v=rqSg_6JHkLU&feature=em-subs_digest-newavtr


 

Vrijdag 9 november 2012


Zomaar muziek tijdens en na het diner in ons toevallig gevonden hotelletje Valentine Inn in Petra

Toen wij schoolgaand waren - de vier zusjes Ringnalda - bestond onze grote vakantie altijd uit een mix van cultuur en natuur. We gingen naar Frankrijk, Spanje of Italië, ons einddoel was een huis dichtbij zee. Altijd met de auto + imperiaal, mijn vader reed en onderweg sliepen wij in tenten. Mijn moeder had de culturele route van tevoren uitgestippeld: 'Omdat het zien van kunst en schoonheid hoorde bij onze opvoeding'. Musea, paleizen, tuinen en kathedralen heb ik mogen aanschouwen, beroemde schilderijen en beelden; dankzij mijn vader en moeder een inwijding in de kunstgeschiedenis. En daarna: twee weken lekker zwemmen . . .
Alleen aan eten gaven mijn ouders geen geld uit, soms tot ons grote verdriet. Bij hoge uitzondering aten wij in een restaurant, we kookten zelf als er een keuken was en on the road op één primus bij de tent. We zijn altijd wildkampeerders geweest; nooit één camping gezien. Dan vonden we feilloos dat stroompje op de kaart en voor het donker inviel stond ons kampement.
Die romantiek is mijn leidraad geworden tot op de dag van vandaag. Ik houd van eenvoud en onder de sterrenhemel slapen. In Wadi Rum en aan de Dode Zee had ik geen dak van node!

Ik heb niet één kameel zien galopperen, hoogstens hier en daar een sukkeldrafje. Ze lopen los in het beschermde, onmetelijke natuurgebied Wadi Rum en worden bijeen gedreven als ze nodig zijn. Ze kunnen een maand zonder water - ik zou daar wel eens een maand willen zitten, maar de karavaan trok verder, in casu de auto, op weg naar Petra, de uit zachtroze zandsteen gehakte stad van de Nabateeërs. Een eveneens langgekoesterde wens ging in vervulling . . .


Graftombe Al-Khazneh Faraun

Petra wordt wel genoemd Het achtste wereldwonder. Nadat zij 700 jaar in de vergetelheid was geraakt, werd zij in 1812 herontdekt door de Zwitserse archeoloog Johann Ludwig Burckhardt, op zijn reis van Syrië naar Egypte. De enige, voortdurend dalende toegangsweg tot deze verborgen stad bestaat uit een tweekilometer lange kloof, de Siq, soms maar 5 meter breed, tussen 80 meter hoge bergwanden; een sensatie om dan die stad binnen te lopen, waar Mozes lang geleden water uit de rots sloeg, zegt men, en dat water stroomt nog steeds: Ain Musa.


Ik wil u gewoon even in vogelvlucht meenemen langs straten, tempels, graftomben en afgronden. Stel je het rijke leven voor van deze belangrijke handelsmetropool die langs de wierookroute lag. Men had een waterleiding, er moet landbouw zijn geweest, het ontbrak aan niets . . .

. . . en ons ook niet . . . in het Hier&Nu, verder noordwaarts . . . opweg naar het Kruisvaarderskasteel van Karak.
Naast gastvrijheid is vrijgevigheid een kenmerk van dit heerlijke volk! In een klein tentje aan de kant van de weg kochten we in: brood, tomaten komkommers, blikjes tonijn en sardien, een lekkere pittige saus erbij, zachte noga, water en ayran en nog het een en ander. De rekening werd opgemaakt, Jordan Dinar JD 4.50,- (= € 5,-).
En toen stopte de kruidenier vrolijk nog een paar van de verste, lekkerste pittabroden in onze papieren zakken. Else had de tomaten en komkommers mogen wassen bij een kraantje achterin de zaak . . . hij vond ons leuk. Nu een plek vinden om te picknicken, met een mooi uitzicht en zo kwamen we te hangen boven Dana Nature Reserve


Dana Nature Reserve - spectaculair

In Karak vonden we onderdak in wat wij noemen een 'kaberdoesje', een smoezelig maar charmant hotelletje. De alleen Arabisch sprekende receptionist maakte de indruk een invaller te zijn in dit volkomen lege etablissement. Hij rookte, lachte en telefoneerde voortdurend op straat en kwam ons 's avonds, in de kleine tot onze eigen zitkamer gebombardeerde lobby, hete kooltjes brengen voor de shishapijp die wij die middag in een stadje hadden gekocht. Er woonden daar ook Christenen en zo vonden wij een drankzaak die werkelijk alles had; we hebben fors ingeslagen. We bevonden ons aan de voet van het Kasteel. De volgende ochtend een voortreffelijke rondleiding, en toen lokte de Dode Zee die wij uit ons hotelraam al in de diepte hadden zien liggen. Zelden op zo'n klein oppervlak zoveel verschillende landschappen ervaren!

(wordt vervolgd)


 

Donderdag 8 november 2012


Onze gids Achmed in Wadi Rum

Híer ging het mij om, en dan niet om de man maar om de omgeving: ik verlangde naar deze woestijn, haar schoonheid en haar stilte, haar alomvattend kleurenpalet en de eenzaamheid,
haar majesteit en de huiver die zij oproept: ongenaakbaar begin en eind van de wereld.

Siq (nauwe doorgang) in Wadi Rum                                      Wulpse boompartij

Dit zouden evengoed uitingen van grote schilderkunst kunnen zijn; zo voorziet de natuur hier ook in die behoefte van dit dorstige mens. Ik heb de oude stenen aangeraakt en gekust, de boom begroet, ontroerd was ik door kracht en kwetsbaarheid: 'Over 1 miljoen jaar is dit weg', zei de gids . . .



Picknick op de rotsen in Wadi Rum




Laura bij onze kamelen

En wat verlangde mijn hele wezen naar zwemmen. Niet in een zwembad, niet in de Noordzee, (wel in het IJ aan het deze zomer ontdekte strandje vlakbij de tuin; een schitterend ander verhaal van afgelopen zomer), maar het allerliefst daar waar het inderdaad bloody hot is, en dat is ver van ons vandaan. Daar dus.
Startpunt van onze reis was Aqaba, tegenover Eilat dat zich 's avonds als een platina, wit- en geelgouden armband aan ons openbaarde; zo dichtbij! Koning Abdullah II heeft op de grens met Israël symbolisch zijn strand-resort laten bouwen; ik geef hem gelijk. Een zwem-, duik- en snorkelparadijs dat wereldberoemd is: de koraalriffen in de Rode Zee. Ik ken ze vanaf de andere kant, toen ik ooit een tijdje in Taba verbleef . . .
Mijn familie ging sportieve dingen doen, ik had genoeg aan het kijken naar en voelen van de zee, niet eens een boek bij me omdat ik wist dat ik daar niet aan toe zou komen . . .

De vrouwelijke bediening in ons luxe-resort was volledig Filipijns. In hogere functies heb ik wel Jordaanse vrouwen zien werken, maar over het algemeen zie je ze alleen vóór de toonbank, en niet erachter. Zij bestieren het huishouden thuis totaal. Bijna alle vrouwen droegen een hoofddoek, vaak hele mooie. Het hele volk is mooi.
Graag observeerde ik de jonge meisjes en jonge vrouwen in het stadspark bij de familiefontijn. Waar ligt het moment dat ze een hoofddoek mogen gaan dragen? Dat zou best wel eens de dag kunnen zijn waarop zij voor het eerst menstrueren; de hoofddoek werd met grote trots gedragen, zoals bij ons de eerste beha. Vruchtbaar zijn weegt zwaar in deze contreien. Boeiend was het verschil in aandacht dat mij bij de mannen ten deel viel. Was ik een enkele keer alleen op stap dan baarde ik opzien als vrouw, maar zodra als mijn beeldschone nichtje van 20 ons vergezelde werd zij ons stralend middelpunt waar alle ogen zich op richtten. Mijn zusje Else wist dat te duiden: 'Je bent niet interessant meer 'if you can't deliver anymore . . .'!   Aha . . oZo . .
Door mijn nichtje werd een brug geslagen naar de toekomst. Laura was onze grote troef in het contact leggen met alle generaties, oud én jong! Iedereen wilde met haar op de foto. Iedereen had een mobiele telefoon, zelfs onze kameeldrijver midden in de desert.
Na drie dagen resort zou de reis in een mooie huurauto worden vervolgd en wij kozen ervoor het mooiste niet tot het laatst te bewaren, maar doodgewoon het eerste te doen. Wadi Rum dus, en daarna Petra en verder up north. Mijn hartenwens was: 'Ik wil galopperen op een kameel'. Voorop in het zadel met achter me de Arabische menner, zoiets als de duo-parachutesprong waarbij je aan iemand vastzit; dan kan je niets overkomen. Zo zag ik het voor me en ik wist ook hoe ik dat ging aanleggen: Goede maatjes worden met de woestijnpolitie van Wadi Rum, de enige bedoeïenenpolitie in het Nabije Oosten die nog met kamelen opereert. Daar moest ik zijn . . .

(wordt vervolgd)


 

Woensdag 7 november 2012

Ik was er bijna. Nog twee grenzen over en ik zou in het land van mijn dromen zijn, het oude Perzië. Zo ver kwam het deze reis nog niet, maar ik werd bevestigd in mijn diepe wetenschap zielsveel van het Midden-Oosten te houden. Waarom? Ik voel mij er thuis; een soort verwantschap die verder niet is uit te leggen. Ik houd van het klimaat en de mensen, hun cultuur en hun keuken, hun legendarische gastvrijheid die geen grenzen kent en hun beschaving, misschien gehavend door de geschiedenis.
Op het moment dat wij in het Westen na de Tweede Wereldoorlog de hoge vlucht namen, kregen zij daar te maken met Olie, en dat veroorzaakte een set-back van jewelste. Ineens was het gebied hyper-interessant uit economisch oogpunt. Oorlogen zouden het gebied teisteren, omdat wij wilden hebben wat zij bezaten. De regio werd er stinkend rijk van, maar die rijkdom werd niet eerlijk verdeeld en beperkt zich tot enkele grote families. Op het wereldtoneel werd achter de schermen vuil politiek spel gespeeld door bijna iedereen.
In het boek Het zijn net mensen van Joris Luyendijk las ik over Iran: 'Dat land had in de jaren vijftig een democratische regering. Maar toen premier Mossadeq de olie-industrie wilde nationaliseren, zette de CIA met een staatsgreep de sjah op de troon. Die bouwde het land om tot een pro-westerse dictatuur met een wijdvertakte en meedogenloze geheime dienst en ontzagwekkende corruptie - een spiegel van sommige Arabische regimes nu.'
Natuurlijk over de hoofden van de gewone mensen heen die voordien in vreedzaamheid met elkaar coëxisteerden. Joden, christenen en moslims gingen met elkaar om als broeders. Stelt u zich de handelskaravanen voor in dat schitterende woestijnlandschap, stammen waren interdependent, duizenden jaren lang.
Na de Eerste Wereldoorlog werden in het gebied vreemde grenzen getrokken: met een lineaal werd de wereld verdeeld in invloedssferen die niets vandoen hadden met de locale populatie; met soms genocide tot gevolg. Waar was ik?


Aan de Dode Zee, 400 meter onder de zeespiegel

In Jordanië, op rondreis met mijn zusje Else, haar man Gerard en hun 20-jarige dochter Laura.
Een bevriend kunstschilder van Koerdische komaf zou eind oktober in Amman exposeren en in een opwelling besloten we bij de opening op 26 oktober aanwezig te zijn. De expositie ging niet door - het zou te gevaarlijk zijn - maar wij hadden al geboekt en verheugden ons mateloos op dit avontuur. Vooraf was ik behoorlijk gewaarschuwd: geen blote armen en benen, roken in het openbaar is voor een vrouw absoluut not done, in de regio wordt geregeld gekidnapt, de tijden zijn veranderd . . . maar niets was minder waar. . .
Omdat heel veel toeristen waren weggebleven hadden wij het rijk geregeld voor ons alleen, en overal groette jong en oud: 'Welcome to Jordan'. En dat vóelde ook zo.

Meteen de eerste dag beleefden we een reusachtige regenval die de hele omgeving van Aqaba lamlegde. Het was avond. We zaten heerlijk te eten op het overdekte terras van Ali Baba, het enige restaurant dat alcohol schonk, toen de zondvloed losbarstte. Later, op weg naar ons hotel 15 kilometer verderop, belandden we in een totale verkeerschaos. Kilometers (vracht)autofile stonden vast omdat de wegen waren ondergelopen. Een grijze modderstroom vloeide over de goed verlichte wegen. Mensen kwamen rennend uit het zuiden: 'Geen doorkomen aan'. Bussen reden niet meer, en ook onze taxichauffeur weigerde verder te gaan: 'Waanzin!' Mijn zusje Else nam het heft in handen: 'Dan gaan we lopen!' We wisten niet waar we aan begonnen: we waren de enigen die de 'verkeerde kant' opgingen; geen auto volgde nog, laat staan een voetganger. Geamuseerd verwonderd keken tegemoetkomende localen ons aan en na . . . Onze slippers zogen zich vast in de modder, dan maar op blote voeten voorzichtig verder. Met onze lange jurken opgetrokken tot iets boven de knie waadden wij ons een weg. En toen nam de reddende engel het over.
Heel in de verte kwamen de koplampen van een auto ons achterop. Het bleek een dappere pickup-truck te zijn die Else tot stoppen wist te bewegen. Hoopvol maakte zij liftende gebaren; evenlater keken vijf Arabieren ons vriendelijk aan. We kregen koffie uit een thermoskan en dekens. In de open laadbak onder een nu weer vriendelijke sterrenhemel zoefden we als enigen over de verlaten wegen. Saoedie-Arabië 10 km stond er op een bord . . .
De chauffeur had te kennen gegeven dat hij wel wist waar ons Resort lag en toen het eindelijk in zicht kwam, stopte hij zowaar keurig voor de poort. Hij mocht er van de bewaking niet in, en toen wij hem en zijn makkers eindeloos hartelijk bedankten, vroeg hij ons in eenvoudig Engels of wij morgen bij zijn familie in Aqaba zouden willen komen eten. Hij zou ons hier in Tala Bay tussen 7.00 en 8.00 p.m. komen ophalen. Dankbaar stemden wij toe en zo geschiedde . . .

Het bleek een ongelooflijk fijne moderne familie te zijn, moeder had vroeger een functie in het leger bekleed en rookte meer dan ik, en de kinderen spraken vloeiend Engels, waren belezen, schrander en vrolijk. En iedereen hielp bij het voorbereiden van de maaltijd; ook de enige zoon.
De gesprekken waren open en gingen over alles! Facebook-contact werd door de jeugd gelegd en wij zagen allen dat het goed was . . . Wat een spannend en gastvrij begin van onze reis.


Edith bij een tempelruïne in Wadi Rum

(wordt vervolgd)


 

Zaterdag 30 juni 2012

Het proces en Het slot heb ik inmiddels achter mij gelaten en ik sta op het punt over te steken naar Amerika in het Verzameld werk van Franz Kafka (1883-1924), Querido 1977.
De laatste tijd werd ik gekweld door somberte en ik kon ineens de zelfmoordenaar begrijpen. Deze gemoedstoestand is niets voor mij en in een gesprek met mijn tuinvriendin Simone Carlier kwam ik erachter dat het lezen van deze fantastische literatuur gevoelens van depressiviteit in mij opwekte; iets dat mij één keer eerder overkomen is bij het lezen van De (ver)wording van de jongere Dürer , een van de eerste romans van Leon de Winter. Ook toen herkénde ik mij zelf niet meer - doorgaans blakend van vreugde en optimisme - maar gelukkig begrijp ik nu waardoor deze stemmingen worden veroorzaakt.
Ja, de maand juni wás koud en donker, dus sprak ik bijna niemand omdat er niemand wás in de tuin, nog steeds mijn Hof van Eden. Eva, alleen in het Paradijs was werkelijk een-zaam in plaats van twee-zaam zoals zij zo lang gewend was.
Die eenzaamheid vind ik normaal gesproken weldegelijk weldadig - laat ik zeggen: ik kan er goed tegen en kan er goed mee omgaan en kan er echt van genieten, maar dus kennelijk stukken minder als ik mij onderdompel in Franz Kafka, van wie ik ook niet af kan blijven - een groots schrijver.
Simone raadde mij aan tussendoor misschien iets lichters te lezen, maar mijn honger naar de rest van dit dikke boek van bijna duizend fijnbedrukte bladzijden laat mij niet los: ik ga door - ook omdat ik houd van zelfonderzoek.
Franz werkt verslavend. Als een tornado sla ik de bladzijden om: ik kan niet stoppen; in Amerika ben ik alweer bij het laatste hoofdstuk; ik ga zelfs niet buiten zitten in de eindelijk schijnende zon; ik móet weten hoe dit afloopt. Daarna moet ik bijkomen en mijzelf weer tot de orde der dagelijkse dagdeeldingen dwingen. Nog even . . .Ik ben benieuwd of ik ten derden male in een zwart gat ga vallen, dat alleen gevuld kan worden met de volgende verhalen van De hongerkunstenaar.

En het moet gezegd worden.
Na Amerika - een intens verhaal dat ik in één ruk uitlas - ging ik de kranten halen in de Sarphatistraat. De zon scheen, eind van de middag rond een uur of zes; de lichtval is dan op z'n mooist. Na terugkeer op de tuin (binnen een half uur heen en weer), het was vrijdag, stak ik een stickemannetje op - ik rook niet iedere dag - eigen teelt van vorig jaar van een vriendin, en zowaar, het 'wonder' geschiedde: mijn somberte werd weggeblazen.
Wat voelde ik me gelukkig op mijn bank voor mijn tuinhuis in de late avondzon. Ik ging een vrolijk weekend tegemoet: met familie naar Mehmet de Veroveraar in Alkmaar, even zonder Franz (maar maandag verwacht ik hem weer of, liever gezegd, smacht ik weer naar hem!).
Marihuana triggers een stream of consciousness. Je zintuigen gaan volledig open, vooral horen en zien - gezwegen wordt er nooit - en dan wil ik opschrijven wat ik onderga.
De vogels zingen, de bomen ruisen, de totem laat van zich horen en jij bent dicht bij mij. Een hond blaft in de verte, er is bijna niemand op de tuin; ik ben alleen; het is vrijdagavond, het begin van het weekend . . . Een leger van koolmezen bevolkt nu mijn terras, de hele dag al - het is zo vies als een volière want iedereen komt bij mij op bezoek: de eksters, Il bunto, mijn merelpaar en vandaag voor het eerst twee Turkse tortelduifjes, jonkies van vrienden uit een ver verleden, altijd welkom.
Ik fluit nu Stormy weather van Billie Holiday en ik weet, in deze goede stemming, wat dat betekent . . .

Vrijdag 22 juni - zelfde tijd, zelfde plaats, zelfde handeling - schreef ik:
En de wind was verpletterend.
Ik zou hier volstrekt naakt kunnen zitten. Één tak moet ik te grazen nemen: dan baad ik in het licht; maar nu met die wind waait ie alle kanten uit, sol y sombra, heen en weer, razendsnel. Mijn aandacht werd getrokken door een koolmezenkoor in een van mijn vogelhuisjes. Het heet Heaven on earth - door Simon destijds zo benoemd - en door mij nu als zodanig beleefd. Ik ging zitten op een bankje in hun buurt - ik heb wel vijf verschillende zitgelegenheden verspreid over mijn tuin - ik hoor het razen van de bomen; een zuidwesterstorm en toch schijnt nu even de zon in afwachting van volgende donderwolken; ik zie ze al aankomen, maar zij worden krachtig een andere richting uitgeduwd. De wind wil de zon nog even voor ons vasthouden - dan dooft het licht. Een vliegtuig kruist mijn blikveld en het vliegscenario van het ouderkoolmezenpaar dat af en aan flitst. De jongen staan op uitvliegen; morgen zijn ze weg dat weet ik zeker. Dat herken ik aan het zenuwengedrag van hun ouders; die vliegen zich uit de naad. Nog even, nog even . . . en dan vliegen we uit. Ik hoop dat ik daarbij ben, meestal is dat 's ochtends vroeg. Nu wordt de zon weggedonderd door de woeste wolken en de wind is verpletterend.
De bomen kreunen en onbekende 'stemmen' blijken brekende stammen van de reuzenbalsemien. De takken gaan tekeer als worstelaars die weten dat zij zullen ontkomen, gracieus, het wei woe wei - weer een vliegtuig - de hemel is in beweging blauw, vol, alle tinten grijs (!) schuiven voor, over, achter, onder en boven elkaar door. Een schouwspel in vermoedelijk bedrijven, drie, vijf; windkracht 9. Weer een vliegtuig, heel laag over, KLM, veel te vroeg voor zijn landing. Heftig gaat Hemel tekeer. Ja, ik kan hem zien, volgen en voelen, hier buiten op een andere witte bank, op de grens met wat eens Morgenland heette, de tuin van de oude buurvrouw waarvan wij droomden . . .
Soms vrees ik voor mijn leven als een hoge tak op ooghoogte voorbij komt vliegen, als een kermisattractie op de Efteling. Ik zit in het bijenparadijs; dat ook nog. Nu ziet dit deel van de tuin er heel groen uit, alle schakeringen van licht tot donker, maar weinig kleur nog. Alleen een clematis met dit jaar heel veel roze/witte bloemen met een kuivend binnenwerk. Maar straks. Als al deze balsemienen kleur bekennen in hun orchideeënvorm, dan komen de bijen, een bedreigd volkje tegenwoordig; dat is verontrustend, want zij zorgen voor bestuiving en bevruchting van hun hele omgeving. Wij kunnen bijna niet zonder! Dan geen pruimen meer, geen peren of appeltjes van oranje. O honing, blijf onder ons. In Godsnaam laat het nooit komen tot chemische honing: gelatine, olie en een smaakje. Maar dat is de toekomst, als wij niet oplettend zijn. Gelukkig zijn we dat in mijn paradijs wel. De zon schijnt weer, de wind zingt een toontje lager en de jonge mezen weten dat het nog maar één nachtje slapen is en dan lokt de wereld . . . Ze horen hem razen in hun beschermde houten woninkje. Dat belooft een avontuur, want dit is de zintuigen op scherp. Het oor; maar binnen een etmaal komen mijn koolmeesjes ogen te kort. Ik verheug me.
Razend brult de wind, onverstoorbaar is de zon, de wolken dansen wild, de bomen waaien hun guts out en ik schrijf, beschrijf wat zich hier afspeelt - nog een vliegtuig - het geweld houdt voorlopig nog niet op, maar ik wel. Er liggen asperges op mij te wachten, een verrukkelijke aardappel die ik straks dampend voorzie van een klont kruidenboter, door mijzelf gemaakt, wat zal ik smullen. En nog een groot grijs vliegtuig - laag over. Alles hoor ik en dat is veel met deze windkracht, knakkend in het bos, boze geluiden, jammer, ik leef niet meer of ben gehandicapt voor eeuwig.
Helaas geen idee meer van de tijd; mobieltje laadt zich op aan zonnepaneel, maar ik schat kwart voor acht. Achter en naast mij orkaankracht in de bomen van het honderdjarige W.H. Vliegenbos, een geluid de ziedende zee gelijkend. Ik begrijp dat er maar één manier van landen mogelijk is voor een vliegtuig; hiertegen kunnen geen vleugels op. Ik hoor ze, ik hoor ze, zie ze nu even niet, maar hoor ze . . . Ik wens de inzittenden en de piloten het allerbeste. Bijna thuis maar nog niet helemaal.
De natuur houdt zich prima. 'Lekker windje' denken de struiken en de planten 'Wij richten ons straks wel weer op!' De beginnende tuinier raakt volslagen in paniek van dit natuurgeweld, maar dat is dus volstrekt niet nodig, weet ik na al die jaren uit eigenste ervaring. Je hoeft de wind maar één keer alle seizoenen van dichtbij mee te maken om te weten dat hij er gewoon bij hoort en dat slagregens niet de genadeslag geven die je onvermijdelijk voor je ziet gebeuren. Maar het gebeurt niet! Zij horen bij elkaar, van harte, en al heel lang. Nu vliegen zware dooie takken uit de bomen; ik moet naar binnen. Geveld word ik liever niet door een boom. Ik beschouw ze als mijn vrienden; dat zou broedermoord zijn.
Meesjes, ik wens jullie een behouden uitvlucht. Ik moet nu naar binnen, het wordt gevaarlijk buiten. Morgen zullen wij elkaar ontmoeten. De wereld is mooi . . .


 

Donderdag 7 juni 2012

Voor jou en mij en de Goden.

Is het gek, dat ik een bonte specht prefereer boven Nico Dijkshoorn?
Vanuit mijn bed in mijn tuinhuis - ik ben op 21 mei weer ingetrokken - sla ik nu al weer drie uur lang, ademloos, een vogelparade gade die zijn weerga niet kent!
Tegen alle regels in voer ik in de zomer mijn vrienden. Er gaan dagen voorbij dat ik geen mens zie of spreek, maar aanspraak heb ik wèl: van mijn vogels. Sinds ik besef dat de Natuur jaarlijks geslaagd is als er één jong uit één nestje overleeft (dat voorkomt inteelt), hang ik mijn druivenpergola vol met de lekkerste hapjes en ik weet inmiddels wat hun lievelingskostje is: müslibrood van bakker Hartog, pain perron rustique en bio walnootbrood van de Landmarkt. Hoe ouder des te harder; daar houden ze van.

Net zoals met mensen heb ik zo mijn voorkeuren waar het vogels betreft. De bonte specht - ik kleed mijzelf graag in zijn kleuren rood, zwart en wit - is mijn absolute favoriet. Hij kondigt zijn komst aan met een afgemeten roep die ik uit duizenden herken, en de minste beweging in mijn ooghoek bevestigt zijn aanwezigheid in mijn territorium. Dan springt hij tegen de broodkorst op en blijft daar minuten lang hangen - mijn ogen eveneens aan hem - en bikt er bezeten op los. Hij heet 'Il bunto', ieder jaar weer; helaas is hij te schuw voor een gesprek.
Wat dat aangaat zijn merels uiterst dankbaar, want voor mij niet bang. Van zeer dichtbij zie ik hoe een jong zwart mannetje een jong bruin vrouwtje het hof maakt: hij kijkt eerst de kat uit de boom, neemt dan een paar hapjes van het brood op tafel, gaat vervolgens een eindje opzij om haar te laten smikkelen, maar blijft in de buurt. Een beschaafde vogel die merel. Voor koolmeesjes geeft hij geen alarm af, edoch wel voor de Vlaamse gaai, die zich drie keer heeft vertoond vanochtend. Hij was ogenschijnlijk niet geïnteresseerd en snel weer weg; kon zijn ogen niet geloven of jaagt op iets anders dan brood, noten en zoetigheid.

Ik versta de taal van de koolmees van A tot Z, maar spreek haar niet. De mezen vormen één grote, gulzige familie, die de hele ochtend af en aan vliegt, oud en jong duidelijk van elkaar te onderscheiden, de laatste door hun verenkleedje en gekwetter; duidelijk eenduidige babytaal: ik heb honger en wil verwend worden. De ouders, feller van kleur en tekening, heb ik in het vroege voorjaar al leren kennen, toen zij mijn nieuwe vogelhuisje wilden betrekken. Een merelpaartje was van plan zich te vestigen in dezelfde klimophaag, dus barstte er een strijd los die de mezen uiteindelijk hebben gewonnen. Die waren al bijna klaar met het bouwen van hun nestje en gaven zo gauw niet op. Hun taal is beperkt maar volstrekt duidelijk. Uiterst vermakelijk hoe mannetje mees dapper tekeer ging tegen de merels.
Die haalden bakzeil - wederom een kwestie van beschaving - maar eten nu weer wat graag mee! Er is immers genoeg voor allemaal . . .
Uitkijken echter voor de ekster, alleen of met z'n tweeën. Komt die in beeld, dan is iedereen vliegensvlug vertrokken. Die is zo sterk dat ie in staat is een flinke kaaskorst - inclusief ijzeren satépen waaraan die bevestigd is - in één machtige ruk los te trekken en ermee weg te vliegen. Dan heeft de rest het simpele nakijken. Kom maar niet te dicht in zijn buurt - ook pasgeboren poesjes bleken voor hem niet veilig; in een onbewaakt ogenblik is dat mijn buurkinderen overkomen: weg waren ze, foetsie.
Houtduiven hebben dezelfde onhebbelijkheid. Meestal al snel met z'n vieren, vreten ze alles op waar ze bij kunnen. Het hangende voedsel gaat gelukkig aan hun neus voorbij - daar zijn ze te log voor - maar als straks de bessen rijp zijn van de kamperfolie, die zich door het druivendak heen weeft en nu een bedwelmende geur verspreidt, dan heb ik er als het ware een dagtaak aan om ze te verjagen. En dat doe ik ook; ik houd niet van ze: ze zijn me niet verfijnd genoeg.

Twee weken geleden had ik een korte relatie met een kraai.
Toen ik zeer onlangs in de vpro-gids een wedstrijd Zeer Korte Verhalen schrijven zag aangekondigd, heb ik deze ervaring onmiddellijk in daden omgezet. Reis om de wereld in 80 woorden was de opdracht. Hier komt het:

Op een warme ochtend eind mei werd ik wakker van een schorre vogelstem.
Een jonge kraai keek mij hulpeloos maar onbevangen aan. Ik noemde hem ‘Kereltje’ en vroeg wat er scheelde. Hij bleek niet te kunnen vliegen.
‘Dat wordt mijn nieuwe vriend’, dacht ik, en begon hem te voeren.
Twee dagen heeft mijn geluk geduurd. Toen klonk de onverbiddelijke roep van zijn moeder.
Opgetogen rende Kerel het tuinpad af. Ik hield mijn hart vast; het wemelt van de katten hier.

Maar deze reis zal te kort geweest zijn voor de jury. Ik liet mijn kraai niet wegvliegen naar Zuid-Amerika, maar het betrof hier wel in a nutshell een klassieke tragedie in vijf bedrijven. Met ongewisse afloop, want ik vernam van een buurman dat hij nog steeds in leven is en in ons tuinpark verblijft.
Misschien komen we elkaar nog eens tegen. Ik heb weer gekookte worst ingeslagen; daar hield hij van. Mijn vogels zijn mijn beste vrienden voor het ogenblik.


Vrijdag 11 mei 2012

DAAR WAS DE PERS !!!


Josep Maria Faricgla opent de eerste Hemp Museum Gallery in Spanje
Carrer Ample 35 - Barcelona - woensdag 9 mei 2012

En terwijl boven de persconferentie met de Cannabis Culture Award winnaars nog gaande was, stroomde de smalle Carrer Ample wederom vol om naar Josep Maria Faricgla te luisteren, plaatsvervanger van Bernat Pellisa, burgemeester van Rasquera. Hij hield een gloedvol betoog voor legale Marihuana teelt, en benadrukte weer eens hoe bizar het is dat alcoholgebruik onherstelbaar veel ernstiger gevolgen kan hebben maar doodnormaal wordt gevonden in onze samenleving - hoe is het mogelijk ! - terwijl op Cannabis een door de staat doelbewust gecreëerd taboe rust. En dat het de hoogste tijd werd om eens heel anders tegen Marihuana aan te gaan kijken.
We bevonden ons voor het wonderschoon in ere herstelde Palau Mornau, in het hart van de oude stad, en ik voorspel u: Van Barcelona begon de Victorie! En wel in deze straat, die welwillend door de politie was afgezet vanwege de hoge gasten.

Eens was Nederland toonaangevend. En zoals de Vlamingen ons voorbij streven wat hun liefde voor de Kunsten betreft, zo doen de Cataloniërs dat nu met de Cannabis Cultuur. Ik citeer van internet, trefwoord Rasquera:

World news
Spain

Spanish town of Rasquera leases land for marijuana plantation

Town's mayor says scheme, which is legal, is chance to bring in money and create jobs

Giles Tremlett in Madrid
guardian.co.uk, Thursday 1 March 2012 11.53 GMT

A marijuana plant
Spain’s cannabis clubs argue that if growing and possessing marijuana for personal consumption is legal, then there is nothing illegal about forming a club to that end.
A tiny Spanish country town believes it has found a way to make unemployment, debt and economic crisis disappear in a puff of smoke – by leasing out its land for marijuana plantations.
The town hall of Rasquera in Catalonia on Wednesday voted to sign a €1.3m (£1.1m) agreement with a cannabis association in nearby Barcelona to plant marijuana for its 5,000 members.
It will allow the association to plant on a seven-hectare stretch of town hall land – roughly the size of 10 football pitches. "This is a chance to bring in money and create jobs," explained mayor Bernat Pellisa of the Catalan Republican Left party, as older townsfolk worried that he was turning Rasquera into a drugs mecca.

Pellisa said he had sought legal advice that the scheme, part of a set of "anticrisis" measures passed at a packed town hall meeting, did not break Spain's ambiguous cannabis laws.
"The produce will only go to members of the association and it won't all be cannabis," he added. "There will be crop rotation with cereal and sugarbeet."

The Barcelona Personal Use Cannabis Association (ABCDA), part of a mushrooming movement of private marijuana clubs in Spain, will pay the town €650,000 a year for the right to grow its annual supply there. "Growing for oneself is not illegal, but this is a delicate issue," explained lawyer Oriol Casals. Pellisa said the deal would create up to 40 jobs and allow the town hall to pay off its €1.3m debt in two years.
"There are five or six other projects in the wings," explained Pellisa. They included supplying seeds to Spain's so-called grow shops, which are allowed to sell them to people wishing to grow their own plants.
A second cannabis club with 7,000 members was due to meet Pellisa for talks on Thursday. An alternative clinic for people with cancer was also being studied.
The deal will turn Rasquera, where local produce traditionally includes olives, almonds and goats, into one of the biggest legal suppliers of cannabis in Europe.

Not everyone in town, which lies 90 miles (140km) south of Barcelona, likes the idea. "This makes us the laughing stock of Catalonia," said secondary schoolteacher Joan Farnós.
"It will lead our grandchildren to perdition," one elderly woman told journalists.

But others saw a chance to beat Spain's 23% unemployment rate and its fall back into recession. "I haven't smoked since I did my military service, but I'd go and work planting marijuana because I haven't had a job for two years," local farm labourer Mario Amorós told El País.
Pellisa said he had informed the regional government of Catalonia, which runs the local police, about the project. The government had told him it would consult lawyers.

"We demand our own sovereignty on this," he added.

Spain's cannabis clubs argue that if growing and possessing marijuana for personal consumption is legal, then there is nothing illegal about forming a club to that end. "Cannabis use is an established and increasingly accepted reality in our society," explained Martin Barriuso, of the Basque cannabis federation. "Instead of turning our backs on this reality we think the reasonable thing to do is to find a way to regulate it, encouraging responsible use and making it difficult for adolescents to obtain."

"Our associations work on this basis … paying taxes, creating jobs and stopping people going to the black market," he added.

Rasquera's town hall has agreed to set up a committee to draw up protocols on "security and risk control", according to a draft of the contract with ABCDA.

Tot zover.
Dat noem ik veelbelovend. En na de speech van de burgemeester barstte het feest los in het Palau Mornau. Ik weet niet hoeveel mensen aan deze opening hebben gewerkt maar dat zijn er minstens honderd. Het was een feest op uitnodiging en dat had een heerlijk effect. In elk van de schitterende kamers trof je wel iemand die je kende al dan niet in gesprek met een Spanjaard. Zo'n beetje fifty-fifty, want dat Museum - de droom van de Nederlander Ben Dronkers was realiteit geworden - gaat een trefpunt worden voor cannabisten en bracht natuurlijk de eigen Spaanse aanhang in.


Sir Richard Branson (Global Commission on Drug Policy) neemt zijn prijs in ontvangst
uit handen van Ben Dronkers - de beeldschone Spaanse Esther presenteert . . .

Lang niet iedereen paste in de salon waar de prijsuitreiking plaats vond, en daarom was overal elders live muziek, tot buiten aan toe. Het was een Fellini-feest in a very sophisticated way, als u begrijpt wat ik bedoel: de meest perfecte catering die ik ooit heb meegemaakt en een dermate homogeen gezelschap dat iedereen het met iedereen kon vinden ook al kende je elkaar niet.

's Ochtends waren we al vroeg uit Amsterdam vertrokken, drie uur later ontbijten in Gilda, een tentje van een Vlaming tegenover het Museum; het was afgehuurd voor deze dagen. Daarna mochten we het Museum al bezichtigen dat gonsde van leven en laatste puntjes op de i zetten.
Ik maakte een paar foto's en me toen snel uit de voeten . . .

. . . ik wilde niet in de weg lopen en dolgraag die stad in. Wat een ambiance bij iedere stap die ik zette. En na de Sagrada Familia, het never ending levenswerk van Antoni Gaudí (1852-1926) vervulde ik één mijner hartewensen: bovenop de Bus Turístic de blauwe, rode en groene route rijden die mij in drie uur de hele stad deed zien. Daar houd ik van: eerst weten waar je bent en dan de diepte in duiken. Ik moet dus terug, vooral voor Gaudí, de talloze musea en het strand - was er vroeger niet en werd aangelegd voor de Olympische Spelen van 1992 in verwaarloosd industrie gebied, dat het veld moest ruimen voor het Olympisch Dorp.

En het is waar: als je jong een taal leert, vergeet je hem nooit meer. Ik was zestien en we zouden voorlopig voor het laatst met ons voltallige gezin op grote vakantie gaan; mijn oudste zusje had eindexamen gedaan en zou uitvliegen. Nog één grote reis zouden wij met z'n zessen maken: vier weken rondtrekken in Spanje, eindigend in een appartement aan zee. En het gelukkig toeval wilde dat in januari van dat jaar een cursus Spaans werd gegeven op de televisie Vamos a ver -
De cursus hebben wij en famille gevolgd en het zal voor mijn ouders een genot zijn geweest hun dochters Spaans te horen spreken; en dat kan ik nu nog. Om dat te vieren tracteerde ik mijzelf, voorafgaand aan de Ceremonie in het Palau Mornau, op echte sangría . . .


Foto: de ober

De volgende dag wilde ik een expositie van Goya zien, nam ik mij voor; er hingen affiches in de stad. Francisco José de Goya y Lucientes (1746-1828) was a Spanish romantic painter and printmaker regarded both as the last of the Old Masters and the first of the moderns.
Gaudí's Park Güell zou er de volgende keer nog wel liggen en zijn huizen nog wel staan.
Voor háár moest ik anders naar het Prado in Madrid, nu was zij hier, La Maja vestida - ongekleed is zij nog mooier . . .

Ik kóm terug, al ware het maar om me te laten registreren in de Smokersclub in dezelfde straat en de jonge Chilenen te bezoeken die tien huizen verder in de Carrer Ample een muziekcafé drijven en samen met alle middenstanders en buurtbewoners vanavond zijn uitgenodigd voor een feestelijke kennismaking met het Imperium van de familie Dronkers.
Zaterdag gaat het Museum dan officiëel open voor het publiek, dagelijks van 11.00 tot 23.00 uur. Ook dit zal met een uitbundig feest gepaard gaan. Drie maal scheepsrecht. Lang leve de kapitein!


 

Vrijdag 27 april 2012

WAAR WAS DE PERS ?


www.cannabiscultureawards.com

 

JA, WAAR WAS GODVERDOMME DE PERS!!!!!!!!!! Hij vloekte niet, maar Ben Dronkers - de initiator van de Cannabis Culture Awards en oprichter van het Hash Museum en nog veel meer - sprak zijn ongenoegen uit over de altijd afwezige media als er iets belangrijks gebeurt op dit front.
"Niet de politici, maar de media liegen ons al 75 jaar voor, en als ze de kans krijgen maken ze jou het liefst belachelijk". Het Koos Koets type heeft zelfs Clairy Polak een beetje bang gemaakt voor drugs; alsof het imbeciele imago het enige is . . ! Ze zou toch beter moeten weten.

De zaal zat vol, maar er waren slechts drie serieuze journalisten, waaronder één Japanner.

Als de wereld - maar laten we maar beginnen met ons eigen land - een kijkje had mogen nemen op deze dag - op televisie - dan zouden zomaar een heleboel vooroordelen over drugs uit de weg kunnen worden geruimd. Niet alleen spraken hooggeplaatste, beschaafde mensen zich uit over decriminalisering van cannabis, laureaat Thorvald Stoltenberg (voormalig minister van Buitenlandse Zaken van Noorwegen, nu lid van de The Global Commission on Drug Policy) waagde zich aan de voorspelling:

"Cannabis zal in de toekomst even belangrijk worden als penicilline."

Vlnr: De laureaten Frederick Polak en Thorvald Stoltenberg, Ben Dronkers en Dries van Agt, awardwinnaar in 2009
                                                                Foto: © Derrick Bergman / GONZO Media

Ook zou de opmerkelijke televisiekijker hebben kunnen zien hoe uiterst professioneel deze hele dag was georganiseerd, en daarmee bedoel ik met liefde en gevoel voor esthetiek en decorum. Alles even stijvol en overal was aan gedacht op de vier locaties die zouden worden aangedaan.
En vanwege onze Noorse eregast ging alles in het Engels.

Eerst een intieme lunch voor genodigden, opdat zij die het programma gestalte zouden geven elkaar konden leren kennen. Inmiddels stroomde de grote zaal van het Bethaniënklooster vol, iedereen kreeg een gouden speld met een cannabisblad; om door de beveiliging herkend te worden als behorend tot the gathering of the tribe. Users en non-users.
Voormalig minister-president Mr. Dries van Agt reikte de prijzen uit, een skype verbinding bracht Lester Grinspoon - eveneens laureaat - in ons midden, Hanneke Groenteman interviewde en de zaal mocht vragen stellen. De belangrijkste was wel: "Waarom voormalig presidenten niet tijdens maar altijd pas na een belangrijke regeringsfunctie hun standpunten over drugs zo radicaal wijzigen?"
Het antwoord luidde: "Now we can be a pressure group". In 1945 telde de United Nations 51 members, nu meer dan 200. Individuele landen moeten eerst hun bevolking overtuigen vóór een wereldwijde overeenkomst kan worden gesloten. En dat gaat nog lang duren. Maar:

"Never give up hope"


Foto: © Derrick Bergman / GONZO Media

En daar sloot het gedicht dat ik zou voorlezen in de Museum Gallery naadloos op aan. Ik las The Optimist Creed, het credo van de optimist, dat u kunt lezen op Simons website www.simonvinkenoog.nl onder de link Credo. Ooit vonden we deze tekst, een klein pamfletje eigenlijk, op een muur geplakt in Boeda-Pest Hongarije; Simon weekte het los.
In de Gallery werden de collages onthuld die van iedere laureaat worden gemaakt en bijgezet (ik miste die van Simon, 2008)!
De feestelijkheden verplaatsten zich vervolgens naar het Hash, Marihuana & Hemp Museum . . .


www.hashmuseum.com

. . . alwaar Hedy d'Ancona, voormalig minister van Cultuur, het vernieuwde Museum met een speech zou openen. Hierbij werd champagne geschonken en er mocht gerookt worden.

Vlnr: Thorvald Stoltenberg, Shiva Sparenberg, Hanneke Groenteman, Ben Dronkers, Aat Veldhoen aan Hedy's zijde
                                                            Foto: © Derrick Bergman / GONZO Media

Thorvald Stoltenberg zal heerlijke herinneringen koesteren aan dit bezoek. Hij moest zijn vliegtuig halen. Opgetogen zei hij: "We komen terug! Dit moet mijn vrouw zien."
Dit was Amsterdam op z'n best.
Dát hadden die televisiekijkers kunnen zien: iets om trots op te zijn. "WAR ON DRUGS ? Wat een geldverspilling, wat zijn we verkeerd voorgelicht, waarom lees je zoiets nooit in de pers?" had de reactie kunnen zijn. En zo zou een volk steeds minder angstig kunnen worden. DECRIMINALISEREN - The war is over if you want it . . . (John Lennon).

Om u een indruk te geven van de indrukwekkende lijst members van de Global Commission on Drug Policy druk ik hem hieronder af. Laat zien aan ongelovige familie en vrienden! en neem ze mee naar het prachtige Marihuana Museum en de Hemp Gallery. Kunstwerken en gebruiksvoorwerpen laten zien hoe heilzaam en inspirerend Cannabis geweest is door de eeuwen heen. Niemand is te oud om te leren.

Global Commission on Drug Policy

The Global Commission on Drug Policy was a 19-person panel which issued an assessment in 2011 of the global War on Drugs, opening its report with "The global war on drugs has failed, with devastating consequences for individuals and societies around the world." The emphasis in drug policy on harsh law enforcement over four decades has not accomplished its goal of banishing drugs and had in fact had spawned wide, dramatic eruptions of violence, the report continued. By way of alternative, the GCDP report "advocates decriminalizing drug use by those who do no harm to others."

The commission was formed to "bring to the international level an informed, science-based discussion about humane and effective ways to reduce the harm caused by drugs to people and societies. [It built] on the successful experience of the Latin American Commission on Drugs and Democracy."

Membership of the GCDP Board was:

Asma Jahangir (Pakistan), human rights activist, former United Nations Special Rapporteur on Arbitrary, Extrajudicial and Summary Executions
Carlos Fuentes (Mexico), writer and public intellectual
César Gaviria (Colombia), former President of Colombia
Ernesto Zedillo (Mexico), former President of Mexico
Fernando Henrique Cardoso (Brazil), former President of Brazil (chair)
George Papandreou (Greece), former Prime Minister of Greece
George P. Shultz (United States), former Secretary of State (honorary chair)
Javier Solana (Spain), former European Union High Representative for the Common Foreign and Security Policy
John C. Whitehead (United States), banker and civil servant, chair of the World Trade Center Memorial
Kofi Annan ([Ghana), former Secretary-General of the United Nations
Louise Arbour (Canada), former United Nations High Commissioner for Human Rights, president of the International Crisis Group
Maria Cattaui (Switzerland), member of the Board, Petroplus Holdings; former Secretary-General of the International Chamber of Commerce
Marion Caspers-Merk (Germany), former State Secretary at the Federal Ministry of Health (Germany)
Mario Vargas Llosa (Peru]), writer and public intellectual, Nobel Prize laureate
Michel Kazatchkine (France), executive director of the Global Fund to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria
Paul Volcker (United States), former Chairman of the Federal Reserve and of the Economic Recovery Advisory Board
Richard Branson (United Kingdom), entrepreneur, advocate for social causes, founder of the Virgin Group, co-founder of The Elders
Ruth Dreifuss (Switzerland), former President of Switzerland and Minister of Home Affairs
Thorvald Stoltenberg (Norway), former Minister of Foreign Affairs and United Nations High Commissioner for Refugees[3]



En op 9 mei mag ik mee naar Barcelona, waar in het Palau Mornau, vlakbij de zee, een tweede Hemp Museum Gallery zal worden geopend - dat zit al 12 jaar in the pipeline en nu gaan we het zien!!!Het zal weer zinderen en hopelijk is de pers daar wat minder lauw. www.hempmuseumgallery.com

CANNABIS heeft de TOEKOMST - Wietpas? Weggegooid geld!


 

Woensdag 18 april 2012


De witte deur geeft toegang tot de herberg.

Op donderdag 12 april reed ik met mijn vrienden Gerrit Mol en Remge Dobma naar Friesland voor een optreden in Kunstcafé annex Beeldhouwcentrum BEIMEI, in de Hoofdstraat van Koudum, gelegen tussen Workum en Stavoren. www.beimei.nl Met bed&breakfast!
Mijn hart begint altijd sneller te kloppen als ik Friese bodem betreed, omdat mijn voorvaderen daarvandaan komen. Ooit, in de Tweede Wereldoorlog (!), heeft mijn vader de stamboom van het geslacht Ringnalda uitgeplozen die terugging tot het jaar 1296. Grietmannen waren het, hoofd van rechtspraak en bestuur in de driehoek Sneek-Abbega-IJlst, en later dominees en burgemeesters aldaar, allemaal, tot aan mijn grootvader. Die vertrok voor Shell naar China, waar hij honorair-consul werd en kinderen kreeg; mijn vader was de oudste zoon. Ik weet zeker dat ik in mijn opvoeding de vruchten heb geplukt van zijn levensjaren in het Verre Oosten: het gereformeerde juk heeft mijn vader op 22-jarige leeftijd afgesmeten - oosterse wijsheid omhelsd en geïncorporeerd.

Hoe waren wij daar in Koudum verzeild geraakt? Het toeval wilde dat ik Fanny Hafkamp weer had ontmoet, een goede vriendin van Gerrit en Remge, die de Kunst verstaat een plaats te doordrenken met ziel&zaligheid. De perfecte herbergierster, in kookkunst en gastvrijheid, een vrouw met een visie, innovatief en inventief. Nooit zal ik 20 mei 2007 vergeten. Op die snikhete dag maakten de tuinders van Buitenzorg een uitstapje met de Artimobiel - een oude, rode Magic Bus - dat eindigde in de kop van Overijsel. Fanny bestierde toen Hotel-Restaurant De Rietlanden in Kalenberg en verhuurde fluisterbootjes (electrisch aangedreven roeiboten). In ongekende sprookjesstilte voeren wij met vier scheepjes door Nationaal Park De Weerribben, een wonderschoon, ongerept natuurgebied dat haar waterarmen voor ons opende.


Fluisterbootje in De Weerribben - 20 mei 2007

Plotseling werd de stilte, die ook wij in acht namen, opgeschrikt en bruut doorbroken door een ongelooflijk noodweer. Daar had niemand van ons 22-koppig gezelschap rekening mee gehouden en binnen tien minuten was iedereen totaal doorweekt. Maar wat geschiedde? Terugkomend bij restaurant De Rietlanden, waar we zouden eten, toverde Fanny met een grote grijns twee enorme zakken met droge kleding te voorschijn. Wij aarzelden geen seconde. Binnen de kortste keren stonden wij allen, middenin het restaurant, in behaatje en broekje, en vlogen droge kleren door de lucht . . . De hemel geeft, wie vangt die heeft. Simon kreeg een spijkerbroek toegeworpen, de eerste in zijn leven en hij kon niet dicht, maar wat kon dat schelen!!! Voor mij ving hij een linnen broek op en een vreemdsoortig hesje; beide draag ik op de tuin tot op de dag van vandaag, in warme herinnering aan dit schouwspel dat nóg op mijn netvlies staat. Ja, de natte kleren gingen mee naar huis - de droge mochten we houden. Dank je Fanny, voor deze onvergetelijke ervaring.

Terug naar Koudum. De Rietlanden ging helaas failliet en na een enkele omzwerving was Fanny terechtgekomen bij Herma Bovenkerk, een beeldend kunstenares oorspronkelijk uit het westen des lands, die in Koudum een beeldhouwatelier was begonnen dat liep als een trein. In 2010 kreeg zij de Friese Anjer van het Prins Bernhard Cultuurfonds toegekend voor haar enorme verdienste voor Koudum en omgeving. Stimulerende ontginning van onontgonnen gebied.
www.youtube.com/watch?v=tRZQkUL2Zoo


In de winkel, gelegen voor de twee ateliers, hout en stenen te koop.

Voor haar cursisten had Herma de meest uiteenlopende workshops verzonnen - bijvoorbeeld iets maken voor oma's verjaardag en dan een hele familie een dag aan het werk zetten waar oma bij is - en daar hoorde natuurlijk een lunch bij. Van het een kwam het ander, de naastgelegen herberg werd overgenomen en Herma zocht iemand die er dezelfde levensfilosofie als zijzelf op na hield om die herberg nieuw leven in te blazen. En dat werd Fanny, driekwart jaar geleden; het klikte meteen. In de wintermaanden organiseerde zij culturele avonden in de herberg en omdat daar veel volk op afkwam, vroeg zij haar vrienden Gerrit Mol en Remge Dobma haar daarbij te assisteren in de keuken. Die vertelden op Buitenzorg, onze volkstuin, over deze kleurrijke gemeenschap en stelden mij voor daar een avond te verzorgen. Graag!

Fanny had mijn boek gelezen en zelden ben ik zo goed begrepen als door haar, wat moge blijken uit het persbericht dat zij schreef voor de BalksterCourant en de Bulte Nijs DORPSKRANT VAN KOUDUM

Edith Ringnalda over Simon Vinkenoog
12 apr 2012
Tijd: 19:30
Plaats: Koudum
Lokatie: Kunstcafé BeiMei

Edith Ringnalda, de vrouw met wie Simon Vinkenoog vele jaren getrouwd was, vertelt over haar leven met hem en over zijn werk. Vanaf 19:30 uur zal zij te horen zijn. Entree bedraagt €8,-. Vanaf 18:00 uur kunt u aanschuiven om met elkaar te genieten van een heerlijk diner. Dit voor maar €10,- per persoon! Wanneer u mee wilt eten is het voor de organisatie prettig als u zich van te voren aanmeldt. Dat kan via info@beimei.nl of tel.: 0514-522676.
Edith was in de lente van 1987 zakelijk leider van Dogtroep, een internationaal georiënteerd theatergezelschap. Prachtige baan. Simon kwam zij toen voor het eerst tegen in café Scheltema, waar hun gemeenschappelijke vriendenkring op vrijdagavond samenkwam.”Hij was mager en krom, met een baardje en een staartje, een beetje eenzaam vond ik, maar naarmate we elkaar beter leerden kennen vond ik hem ontzettend boeiend. Meestal viel ik op mannen vanwege hun uiterlijk, niet om hun innerlijk. Maar iedere ontmoeting met hém werd leuker en leuker." En Simon was gefascineerd. Al was hij gedeprimeerd door scheidingsperikelen, Edith deed hem vlammen.
Tranen had Edith daarvoor gekend. Veel kortstondige, ongelukkige liefdes. Daarvan had ze geleerd: “Liever heel alleen, dan half met z’n tweeën.” Simon had al in 1954, haar geboortejaar, zijn liefdesverdriet uitgeschreven: "Zolang te water."
Edith zag dit huwelijk als de grootste bevrijding in haar leven. Zij gaf haar werk op om altijd bij hem te kunnen zijn; voor hem het mooiste huwelijksgeschenk. “Ik wilde mezelf later nooit kunnen verwijten, dat ik te weinig van hem had genoten."

's Middags om half twee kwamen wij aan en streken we neer op het terras van de herberg. Onverwacht stralend warm was het en toen begon het. We zouden met Fanny aan de koffie gaan, maar daar was ineens Roberto, een Italiaan die uit eigen land streekproducten importeerde en ons de lekkerste hapjes en wijnen liet proeven. Eigenlijk om Fanny te verleiden in te kopen voor het restaurant, maar ook wij lieten ons niet onbetuigd. En terwijl wij daar in de zon zaten te genieten, kwam de een na de ander even langs om een praatje te maken met Fanny, die een ieder attendeerde op mijn lezing van die avond. Lou, gepensioneerd advocaat uit Amsterdam, Jan Tiemen Leeuwis, kunstschilder, Arnaud en Gerda, beeldend kunstenaars en Ties, de hoofdonderwijzer in het dorp, die kwam afzeggen omdat zijn muzikantenvrienden des avonds bij hem zouden komen repeteren, waarop Fanny zei: 'Dan neem je ze toch mee!' En dat gebeurde dan ook. In de pauze van mijn optreden kwam hij even langsfietsen om te zeggen dat de jongens er zin in hadden, zodat na afloop gedanst werd en gezongen, evergreens die wij allen kenden. Halverwege tunede banjospeler Johan Keus nog in die een kado voor mij bij zich had en daarvoor de muziek even stillegde en daarna ging het los! (op z'n Duits). Zo gaat het toe in de pubs in Ierland, Engeland, Schotland, dacht ik, maar bij ons dus ook! Ik had het heerlijke gevoel vrienden voor het leven te hebben gemaakt deze avond in Kunstcafé BEIMEI. Het was een feest dat diep in de nacht eindigde bij de openhaard op het terras; aan alles is hier gedacht. Dank, lieve mensen. Ik kom zeker terug.

Koudum heeft zich ontpopt tot toeristische trekpleister. Bedreigd door leegloop sloeg de winkeliersvereniging de handen ineen, wist financiers te bewegen een villawijkje aan de rand van het dorp aan te leggen en van de winst uit die huizenverkoop het dorp te verfraaien. In 2006 werd Koudum winnaar van de Europese dorpsvernieuwingsprijs uit 31 genomineerde dorpen uit 11 Europese landen. Ja werkelijk alles is er, in de Hoofdstraat van dit dorp van 2687 inwoners. Een boekhandel, een Chinees-indisch restaurant(!), een banketbakker, een slager, een voortreffelijke viswinkel (we roken tijdens een wandelingetje in het dorp de palingrokerij), een supermarkt (tot 20.00 uur open), een bloemenwinkel, kledingwinkel, schoenenwinkel, nog even de Friese Bank, brocantes, een jachthaventje, een Welkoop, twee maal per week markt op dinsdag en vrijdag, en, treffend, een heel aantal snoezige kerkjes, alle van een andere protestantse geloofsgemeenschap.

De volgende ochtend was ik vroeg wakker en zag hoe het café-restaurant weer vol stroomde met creatievelingen vanuit de wijde omtrek die van een Servische beeldhouwer les zouden krijgen in houtbewerken. Ik voelde mij zeldzaam thuis in deze contreien en natuurlijk komt dat in de eerste plaats door de mensen: open, hartelijk, interessant en gedreven. Mensen met een missie.
Om twaalf uur stipt vertrokken wij gedrieën weer naar Amsterdam, via de pittoreske route door Gaasterland, met zijn oude bossen, boerderijen en uitgestrekte velden met zicht op de Zuiderzee.


 

Vrijdag 30 maart 2012


Eugène Brands zittend op de vensterbank van zijn huis aan de Oudezijds Voorburgwal 86, Amsterdam 1945
foto Frits Lemaire

Van een goeie bijeenkomst krijg je altijd knetter veel energie. Het betrof vanmiddag een onthulling van totaal onbekend, surrealistisch getint proza en dito dito poëzie - daterend van ver voor de Vijftigers - van de Cobra schilder Eugène Brands (1913- 2002), een subtiel en optimistisch mens.
Naast Constant was hij mijn grote favoriet, zijn tijd ver vooruit, een kenmerk van autodidacten.
Die hebben een authenticiteit en een genie waar een 'gestudeerd' mens helaas nooit aan zal kunnen tippen; een enkeling niet te na gesproken. Simon, Remco, Gerrit, Lucebert, Hugo, Bert, Johnny - van hen weet ik het zeker: geen opleiding en daarom uniek. Het putten vanuit het pure zelf, niet gestuurd, beïnvloed of belemmerd. Vrije geesten die hun eigen spoor en plan trekken door de wereld, wars van houvast van huis uit, trouw aan en overtuigd van zichzelf.
Ik heb Eugène Brands ooit bij hem en zijn vrouw Toos thuis mogen ontmoeten, aan Simons zijde - dat spreekt vanzelf - en op de film die werd vertoond vanmiddag ondergingen wij hem, een uiterst aantrekkelijk, begeistert man.
"Wie zich zijn eigen weg baant door de wereld, hoort in het leven eens zijn eigen lied" is een tekstregel van Adriaan Roland Holst (?) die Simon altijd debiteerde nog voor wij het station van Eindhoven verlieten; gebeiteld in steen boven een der ingangen. En zo is het.
God, wat ben ik door Simon gevormd en opgevoed in de literatuur - ìk was de doctorandus, maar hìj was de universele alweter; zoveel meer waard, want voortkomend uit de diepste hunkering naar kennis. En wat een mensen heb ik door hem mogen leren kennen. Ik kan hen mijn vrienden noemen en dat doe ik ook. Vanmiddag kuste of groette ik van harte: Frida en Laurens van Krevelen, als Laurens Vancrevel dichter, toelichter en uitgever van Brumes Blondes, een serie boeken over mensen die ertoe doen. Hij gaf ook Hartslag, verkenningen van een experimenteel 1949-1960 uit, drie weken voor Simons dood, zijn laatste boek en tevens zijn begin als schrijver in Parijs, eigenwijsneus.

Nono Reinhold en Tenny Frank aan weerskanten van mij gezeten, tezamen de drie gratiën vormend, weduwen en muzen van onze grote geliefden. Piet Calis, die mij op het Boekenbal al beloofde zijn onlangs verschenen Literaire vriendschappen te sturen, en nu nog eens (Piet!). De 88-jarige Thea Schierbeek, nog altijd zelfstandig van de partij, een 80-jarig stuk (ik weet helaas niet hoe je voornaam luidt, maar ik ken je al heel lang van zien), de op Cobra gepromoveerde Willemijn Stokvis, die een fantastische verhandeling hield op grond van haar vondsten - een speurneus pur sang - moeder van de topmuzikanten Pablo en Jos de Haas, die ik ken uit mijn Dogtroep verleden.
Dierbare oude vrienden Nico Koster, Dorothy en Lex Schrama, Toos en Eugénie Brands, H.C. ten Berge, dichter die met ons in Zuid-Afrika was in 1996, Karel Eykman, die mij op Kiki de Haas z'n verjaardag complimenteerde met mijn boek, het in mijn voordeel vergelijkend met ... u weet wel.
Ik voelde me met velen verwant en dat deed mij zielsveel goed.

Een en ander speelde zich af in het academisch-cultureel centrum Spui 25 te Amsterdam, waar twee bijzondere uitgaven het licht zagen: Eugène Brands, Sterrenbeelden in het zand. Gedichten 1938-1946 en Eugène Brands, Het sterffeest en ander dichterlijk proza 1938-1948. Niemand van zijn later beroemde vrienden heeft ooit geweten van zijn ongebreideld schrijflusttalent - zelfs zijn vrouw niet - behalve die ene onbekende, die een halve eeuw lang een grote schat onder zijn vleugels had. Vandaag uitgevlogen, door de dood ontsloten en door levenden omarmd.


Eugène Brands met zelfgemaakt masker ca. 1947 - uit Collages en Assemblages


Aan Eugénie, 1954 uit Werk op papier

Tevoren had ik even op de vrijdagse Boekenmarkt op het Spui gegrasduind, wat een weelde, het Verzameld werk van Franz Kafka in één band van Querido aangeschaft, MCMLXXVII (daar moest ik Simon dan mee helpen), om van A tot Z te lezen als het deze zomer langdurig gaat regenen! Liever niet natuurlijk, maar Franz zal eraan geloven. Alle tijd . . .

Eugène Brands The source of light 1991 - uit Schilderijen

Niet dat mijn vorige uitstapjes niet noemenswaardig waren, maar deze vrijdag in eenzaamheid, na een verrukkelijk, groots samenzijn met gelijkgezinden, riep mij tot de orde: het gaat mij goed, dat wilde ik u even laten weten. Als ik omringd word door zulk een spirituele kwaliteit - en dat in alle opzichten eigenlijk voortdurend - kan ik niet anders dan volmaakt gelukkig zijn - Alleen.


 

Vrijdag 24 februari 2012


Constantin Brancusi - LA COLONNE SANS FIN - 1937

Eigenlijk denk ik voortdurend aan onze koningin, die ik hoogacht, en aan haar familie.
Vele Nederlanders die ooit een dramatisch verlies hebben geleden zullen nog directer bij haar betrokken zijn, omdat zij kunnen voelen wat Beatrix als moeder doormaakt en Mabel als echtgenote. Het voelt als een onverbiddelijk 'schaakmat'.
De kans is uiterst gering zo niet nihil dat prins Friso ooit nog uit zijn coma ontwaakt. Dit werd zojuist op een persconferentie in Innsbruck door zijn behandelend geneesheer Wolfgang Koller, hoofd van de trauma-intensive care, bekendgemaakt.
Ik wens maar één ding voor onze koninklijke familie: dat zij kracht put uit haar geloof in God.


 

Dinsdag 31 januari 2012


Overladen met geschenken keerde ik zondagavond huiswaarts

Afgelopen weekend viel ik meerdere malen met mijn neus in de boter bij onze Zuiderburen.
Het was mij al eerder opgevallen: hun culturele beschaving en individuele bevlogenheid gaat de onze inmiddels verre te boven. De wet van de remmende voorsprong geldt zeker waar het de Kunsten betreft. De Vlamingen hebben een geheugen voor helden, waar wij de doden graag zo snel mogelijk vergeten. Ik zie dit wellicht door een gekleurde bril, maar feit is dat de maand februari in het teken staat van Simon Vinkenoog, in minstens 5 dorpen en steden in Vlaanderen.

Het begon zaterdagmiddag in Harelbeke waar het op 9 mei 2009 voor Simon eindigde: zijn allerlaatste publieke optreden vond plaats in de bibliotheek aldaar. Er zijn van die mensen die een hele regio cultureel op sleeptouw nemen en bibliothecaris Jan van Herreweghe is er één van.
Met ongelooflijk veel liefde, visie en nauwkeurigheid had hij een overdonderend mooie expositie samengesteld van Simons beeldend werk en allerlei parafernalia die ik hem in december had meegegeven: van beenwarmers met de Amsterdamse vlag tot ridderorde van Oranje-Nassau.
Ook de boekjes van rijstpapier die hij vlak voor zijn dood in het revalidatiecentrum maakte en beschreef ( 'Overleven is de moed niet verliezen') en zijn allerlaatste woorden op de allerlaatste bladzijde van zijn moleskine-dagboek ( ... en nu met Edith nog - - - ) heb ik Jan toevertrouwd en dat doe je alleen aan een vriend. Want zo bijzonder is het: ik heb waarachtig veel echte, trouwe vrienden in heel Vlaanderen.


Jan van Herreweghe (l) en meester-drukker Jos Brabants

Het leuke aan een functie op niveau is dat je zoveel meer kunt doen dan er van je verwacht wordt. Het nuttige met het aangename verenigen! Als het eerste op rolletjes loopt, kan je de teugels laten vieren - de paardjes doen het werk - en je wijden aan het aangename, je eigenlijke passie die in het verlengde van je werk ligt. Jan had het dan ook niet alleen bij Simon gelaten.
Op dezelfde dag vond in een stadspark de onthulling plaats van het gedicht Kalle van de Nederlandse Tjitske Jansen. Zij had vorig jaar de opdracht gekregen een gedicht te schrijven over Harelbeke en was uitgekomen bij de mythologische figuur Kalle met de Haak, in een sketch ter plekke voortreffelijk verbeeld door zeven leerlingen van de Stedelijke Academie voor Muziek, Woord en Dans.


Tjitske leest voor, met naast zich de trotse schepen van cultuur Rik Pattyn

Heerlijk, je verzekerd te weten van gezagdragers als Rik Pattyn die geven om de parels in hun gemeenschap, in casu Jan van Herreweghe. Ik zou er een ketting van willen rijgen, ware het niet dat Jan een solitaire diamant is, die Harelbeke doet schitteren in mijn ogen.

's Avonds gingen we naar een optreden van Tjitske in de bibliotheek van het nabijgelegen Menen en tegen 22.30 uur voerde Jos Brabants mij mee terug naar Gent, een van mijn lievelingssteden.
Daar wachtte mij een grote verrassing. Ik wist dat ik zou logeren op een mij bekend superadres - Galerie Link van Wouter de Bruycker in de Kwaadham - maar niet dat er op steenworp afstand voor de tweede keer een Lichtfestival werd gehouden. Op tien locaties hadden kunstenaars zich losgelaten en uitgeleefd op Licht, en zo belandde ik tussen de 200.000 mensen die alleen al op zaterdagavond tussen 18.00 en 24.00 uur van dit schouwspel kwamen genieten. Midden in de nacht was het daar drukker op straat dan bij ons de Kalverstraat op zaterdagmiddag. Een feest!


Zo werd de Sint Jacobskerk psychedelisch bewegend kantwerk - de Belfortstraat was een paleis van gekleurd licht.

De kou dreef mij tenslotte naar huis, naar mijn 'eigen kamer' met uitzicht op de toren van de Sint Baafskathedraal. Het duurde een poosje alvorens ik mijzelf in Morpheus' armen kon dwingen. Morgen zou immers feestelijk worden voortgezet . . . en ik moest in vorm zijn.

(Wordt zo meteen vervolgd)

Dinsdag 31 januari 2012 vervolg

Zondag zou in het teken staan van de 40-jarige vriendschap tussen Simon en beeldend kunstenaar Bert de Keyser, Brusselaar en op dezelfde dag als Simon verjarend, 18 juli.
Het Herman Teirlinckhuis, gemeentelijk museum en galerie van Beersel, bood onderdak aan een duo-tentoonstelling van Simon en Bert temidden van de permanente collectie. We werden om 14.00 uur verwacht.
Jos Brabants - maker van de liefdesfoliant AARDSE ZEKERHEDEN - was mij om 11.30 uur weer komen halen. Zijn vrouw Hilde had voor een drie-gangen droomlunch gezorgd met uitzicht op de tuin en een Chablis in de hand. Tussen hoofdgerecht en dessert was er tijd om eindelijk Jos' atelier te bezoeken, waar bovengenoemd kunstwerk letter voor letter met de hand is gezet . . .

In Aardse Zekerheden staan tekeningen van Simon door Bert de Keyser. De cirkel is weer rond, en zo begaven wij ons gedrieën, na laving en lessing, op weg naar het Kasteel van Beersel, ooit een hoofdrol spelend in een Kuifje.
Bert, die iedereen in de omgeving van Brussel kent, had de burgemeester van Beersel bereid gevonden om ons - vóór de opening van de tentoonstelling om 16.00 uur - een privé-rondleiding te geven in dit voor Europa unieke kasteel. Zulke uitstapjes behoren tot mijn top-drie, en inderdaad, burgemeester Hugo Casaer stond ons bij de ingang op te wachten. Eerst liet hij ons - in een educatieve bouwkeet vol letterlijk uit het water geviste potscherven en gebruiksvoorwerpen, uitgestald op wit zand - een drie-dimensionale film zien over de reconstructie van dit 13de-eeuwse kasteel dat bestaat uit drie torens . . .


Maquette van het Kasteel van Beersel

 

. . . De passie waarmee deze 75-jarige (!) tijdens de rondleiding vertelde hoe hij 25 jaar geleden voorzichtig begonnen was met goodwill kweken voor dit reusachtige restauratieproject, verwarmde mijn hart . . . na afloop mocht ik 'Hugo' zeggen. Ook een eenling die een gemeenschap draagt. Alsemberg - Beersel - Dworp - Huizingen - Lot: jullie zijn gezegend met zo'n burgemeester, een lot uit de loterij!!!


Het Herman Teirlinckhuis


Aan tafel met hoed Bert de Keyser genietend van het fenomenale uitzicht op Brussel

Een groot gezelschap stroomde toe, waarschijnlijk wetende van de royale ontvangst met wijnen, bieren uit de streek - ik stortte me weer op Kriek, huisgemaakte cake en wafels, kazen en worst.
De huiselijke ambiance verleidde eenieder met elkaar in gesprek te geraken, de huismeester gaf mij het woord dat ik daarna aan burgemeester Hugo overdroeg en hij op zijn beurt weer aan Guido Lauwaert die met Simon in gesprek ging . . . en het werd later en later . . .

Ook mijn volgende gastvrouw en gastheer waren gekomen, vriend en dichter Roger de Neef en zijn vrouw Constance van den Wijngaert, die drie lezingen voor mij heeft georganiseerd in Leuven Centraal - een gevangenis (13-2), de bibliotheek van Kortenberg (14-2) en boekhandel De Zondvloed in Mechelen (16-2). Ik verheug me: over 14 dagen bevind ik mij daar zalig middenin.

Bij het weggaan kreeg ik een mand mee vol heerlijks uit de streek - de burgemeester stopte er ook nog twee Beerselse glazen bij - bonbons, een boek en een prachtige ets van Kris Vanhemelrijck. Ik voelde mij de koning te rijk toen Hugo, de burgemeester himself, mij naar het station bracht, Brussel-Midi, rechtstreeks naar Amsterdam. Vrienden, jullie zijn mij zo lief . . .


 

Maandag 2 januari 2012

***!**!*! GELUKKIG NIEUWJAAR !*!**!***

Nee, dit is niet een opgetogen Nieuwjaarsduik in Scheveningen - ieder jaar een verrukkelijk schouwspel - daar is het licht niet naar. Maar dit is wel mijn moeder in de Middelandse Zee, mijn moeder met wie ik in Scheveningen Oud&Nieuw heb doorgebracht. Wij, getweeën, het voelde als één, heel vertrouwd.
Op Oudejaarsavond was ik vruchteloos op zoek naar iets leuks voor ons beiden op televisie - mijn moeder is scherp van zien maar kort van memorie. Animal Planet waar wij dolgraag naar kijken had het veld moeten ruimen voor Commerciële Amerikaanse Onzin en dat wou ik ons niet aandoen. Maar op de Nederlanden viel nog veel meer aan te merken: Helemaal Niets! Ik troostte ons door te zeggen dat 'iedereen nu aan tafel zit en dan kijkt er niemand!' Wij zaten niet aan tafel want mijn moeder had geen honger en dat respecteer ik. Dan eten we ons heerlijk Oudjaarsdinertje op Nieuwjaarsavond, ook goed!
Deze televisieavond was aan ons niet besteed - had ik helaas moeten constateren, en na Youp viel ik van verveling even in slaap. Daar had ik voor gevreesd: dat ik om 00.00 uur niemand dan een diepslapende moeder zou kunnen omhelzen. Het vuurwerk waar ik zoveel van houd zou ik zeker niet live uiteen zien spatten aan de Amstel; dat wist ik op voorhand . . .

00.05 uur 2012 - ik schrik wakker van mijn mobieltje in mijn broekzak: mijn zusje Else die ons een gelukkig nieuwjaar komt wensen. Ik beantwoord haar geste en geef haar mijn moeder die zegt: ' . . . Ik wist niet of ik haar wakker zou maken om twaalf uur, want ik zag de klok niet'.
Nee, we zaten kennelijk op de verkeerde zender! Later heb ik op Nederland 1 wel nog waanzinnig genoten van een komisch zangduo bij Paul de Leeuw met een satire op de zirtaki! Dat kan een hit worden!!! Hun namen zijn mij ontschoten maar hun tekst niet.
Bedankt jongens!!!

En voor wie zich ooit heeft afgevraagd waarom ik onderteken met Omhelsd, je Edith ?
Dat heb ik van háár natuurlijk! Mijn innig lieve moeder Else heeft mij een schitterend voorbeeld gegeven in hoe je met het leven moet omgaan. Oneindig bedankt Ma, je hebt me gemaakt. Omhelsd, je E


Achterkant foto, Camargue 1964 - Jaren later van deze tekst voorzien.


2011